ik adem mijn verleden uit en zie het de grond inzakken er vallen bommen er valt een klein blauw ei uit een nest
andere blauwe eieren veranderen in vogels
de kamperfoelie geurt boven de heide uit
een muur houdt stand torst trots zijn dak
terwijl een ander het opgeeft instort langzaam verkruimelt tot schaduw
ik ben in een huis waar de stapelbedden nog rechtop staan
wakkere getuigen van een opeengepakt leven
de verwonderde flarden beddengoed die me aankijken vanuit hun scheuren
alsof ik het antwoord heb alsof ik het weet en alleen nog zin
op de juiste taal om te kunnen zeggen dat niets terug zal komen
dat niets weg is
dat het raam zonder glas nog steeds uitkijkt op de berg
die ik elke ochtend zag als ik me aankleedde
rillend en gehaast in de winter bewegend richting vuur
in de zomer langzaam genietend van licht op lijf
dat ik hier nog ben mijn verhalen opgeborgen
tussen de kieren van toen de gaten van nu
dat waar de muur is gevallen ook nog het huis staat
omdat we weten dat het er staat omdat het een afdruk
maakte in het geheugen van de wereld
alle tijden lopen hier arm in arm vertellend wat ze weten
over de kamperfoelie de vogels
de warme ruggen op de strozakken
het leven dat de touwtjes aan elkaar blijft knopen